verhaal1.doc | |
File Size: | 53 kb |
File Type: | doc |
Hoofdstuk 1
Het huis van mijn tante is grijzer dan het haar van zijn bewoonster. De grauwe gevel overvalt me nog meer, nadat ik deze ochtend een vreemd gesprek had over de telefoon. Tante belde me om zes uur uit mijn bed. Ik had me gerept, sta nu voor de deur van het veel te grote huis, dat nooit gevuld lijkt. De stad ontwaakt op een heel andere manier dan ik wakker ben geworden in een van de randgemeenten. Drukte lijkt iets voor forenzen, stadsbewoners hebben zo hun eigen manier van ontwaken, met een zekere rust. Ik focus me op de lichte bast van de boom op het plein. De kleuren erachter, van het bed viooltjes, door de 'mannen van de stad' keurig in een patroon aangelegd. Stoelen die voor een café gestapeld staan, worden straks allemaal bezet, door bureaumensen in lunchpauze, een moeder met kind, een ijsje in de hand. Fietsjes zullen toertjes maken op het plein; jonge kerels dribbelen met een basketbal. Terwijl in dit huis alles grijst.
Mijn tante blijft halsstarrig dit fort in haar eentje bewonen, solitair als eeuwig. Als kind was ik hier vaak komen logeren, daardoor kan ik direct plaatsen waar het voorval zich had afgespeeld, dat waar ze deze ochtend zo in paniek over sprak. Het had onsamenhangend geklonken, maar zo klinkt voor mij alles wat zich afspeelt voor zeven uur. Op het moment dat ik mijn vinger op de bel leg, besef ik dat ik vergeten ben mijn wekker af te zetten. Het is nu kwart voor zeven. Over welgeteld een kwartier wordt mijn kat gewekt door een toestel dat ze wantrouwt. De wekker zal met de minuut oorverdovender klinken, zo heb ik hem immers ingesteld. Met wat geluk is de batterij bijna leeg. Anders mag ik een boze blik van mijn buren verwachten. Kan ik er wat aan doen dat die sociale woningbouw gebaseerd is op kartonnen muren! De bel van de voordeur klinkt harder dan ik me herinner.
De deur wordt niet geopend, hoe lang de bel ook klinkt. Ik neem de sleutel die ik veiligheidshalve had meegenomen, en steek hem in het slot. De deur springt verrassend snel open. Mijn tante heeft geen nachtslot ingesteld, daar moet ik haar op wijzen, dat ze dit niet mag vergeten, zo midden in de stad. Ik duw de deur met een smak dicht, om me aan te kondigen, en wacht even. Stilte.
'Tante?'
Geen reactie. Ik loop op mijn tenen naar de woonkamer, waarom weet ik niet, het is belachelijk na het harde dichtslaan van de deur, maar het lijkt het meest gepast in het kader van dit huis met zijn vertraagde en stille leven. De deur van de woonkamer staat op een kier. In het licht van de leeslamp zie ik tantes voeten in lelijke sloffen. Mijn hand op de deur, wachtend, waarop?
'Tante?'
Ik luister. Het huis kraakt niet. Durf ik wel naar binnen? Wat als blijkt dat tante dood in de stoel zit? Heb ik wel zin om met dit beeld voor mijn ogen de rest van mijn leven verder te gaan? Wie weet is er niks aan de hand, slaapt ze. Dat moet het zijn. De deur gaat piepend open, ik zie tante nu op de stoel gezeten, de borstkas in een vredig ritme op en neer bewegend.
'Tante!', roep ik met meer enthousiasme dan ik in werkelijkheid voel. 'Wat ben ik blij dat alles in orde is!'
Ik loop snel naar de voorkant van het huis en open de rolluiken. Het licht valt snijdend binnen. Ik knipper even en bekijk het ontwaken van de stad nu vanachter vuile glasgordijnen.
'Het wordt zonnig, vandaag', klinkt mijn stem onnatuurlijk. Ik draai me om en zie hoe haar ogen wezenloos door me heen kijken. Ik schrik van die lege blik.
'Tante?'
Ik kom dichter en zie geen reactie. Alsof ik er niet ben. Alsof er helemaal geen wereld is rondom haar lichaam. Ik wapper voor haar ogen, maar de irissen reageren niet. Haar blik onafgebroken en gevoelloos voor zich uit. Ik zucht. Wat moet ik hiermee? Ik besluit haar huisarts in te schakelen. Met oude mensen weet je nooit.
Mijn tante blijft halsstarrig dit fort in haar eentje bewonen, solitair als eeuwig. Als kind was ik hier vaak komen logeren, daardoor kan ik direct plaatsen waar het voorval zich had afgespeeld, dat waar ze deze ochtend zo in paniek over sprak. Het had onsamenhangend geklonken, maar zo klinkt voor mij alles wat zich afspeelt voor zeven uur. Op het moment dat ik mijn vinger op de bel leg, besef ik dat ik vergeten ben mijn wekker af te zetten. Het is nu kwart voor zeven. Over welgeteld een kwartier wordt mijn kat gewekt door een toestel dat ze wantrouwt. De wekker zal met de minuut oorverdovender klinken, zo heb ik hem immers ingesteld. Met wat geluk is de batterij bijna leeg. Anders mag ik een boze blik van mijn buren verwachten. Kan ik er wat aan doen dat die sociale woningbouw gebaseerd is op kartonnen muren! De bel van de voordeur klinkt harder dan ik me herinner.
De deur wordt niet geopend, hoe lang de bel ook klinkt. Ik neem de sleutel die ik veiligheidshalve had meegenomen, en steek hem in het slot. De deur springt verrassend snel open. Mijn tante heeft geen nachtslot ingesteld, daar moet ik haar op wijzen, dat ze dit niet mag vergeten, zo midden in de stad. Ik duw de deur met een smak dicht, om me aan te kondigen, en wacht even. Stilte.
'Tante?'
Geen reactie. Ik loop op mijn tenen naar de woonkamer, waarom weet ik niet, het is belachelijk na het harde dichtslaan van de deur, maar het lijkt het meest gepast in het kader van dit huis met zijn vertraagde en stille leven. De deur van de woonkamer staat op een kier. In het licht van de leeslamp zie ik tantes voeten in lelijke sloffen. Mijn hand op de deur, wachtend, waarop?
'Tante?'
Ik luister. Het huis kraakt niet. Durf ik wel naar binnen? Wat als blijkt dat tante dood in de stoel zit? Heb ik wel zin om met dit beeld voor mijn ogen de rest van mijn leven verder te gaan? Wie weet is er niks aan de hand, slaapt ze. Dat moet het zijn. De deur gaat piepend open, ik zie tante nu op de stoel gezeten, de borstkas in een vredig ritme op en neer bewegend.
'Tante!', roep ik met meer enthousiasme dan ik in werkelijkheid voel. 'Wat ben ik blij dat alles in orde is!'
Ik loop snel naar de voorkant van het huis en open de rolluiken. Het licht valt snijdend binnen. Ik knipper even en bekijk het ontwaken van de stad nu vanachter vuile glasgordijnen.
'Het wordt zonnig, vandaag', klinkt mijn stem onnatuurlijk. Ik draai me om en zie hoe haar ogen wezenloos door me heen kijken. Ik schrik van die lege blik.
'Tante?'
Ik kom dichter en zie geen reactie. Alsof ik er niet ben. Alsof er helemaal geen wereld is rondom haar lichaam. Ik wapper voor haar ogen, maar de irissen reageren niet. Haar blik onafgebroken en gevoelloos voor zich uit. Ik zucht. Wat moet ik hiermee? Ik besluit haar huisarts in te schakelen. Met oude mensen weet je nooit.
Hoofdstuk 2
Er wordt gebeld. Eindelijk! Het lijkt alsof ik hier al uren zit te wachten. Best eng. Ik praatte nog uitgebreid tegen tante Anna, want zo heet ze, maar ik kreeg geen enkele reactie. Vlug en enorm zenuwachtig loop ik naar de deur. Ik adem nog een keer heel diep in en zucht. ‘Dag dok…’ Verward kijk ik naar de ziekenwagen die voor de deur staat. ‘Oei, ik dacht dat ik haar huisarts gebeld had …’ stamel ik, nog steeds niet goed beseffend wat er allemaal gebeurt.
Voor de deur staan twee mannen in een fluorescerend geel pak. De ene is een grote, struis gebouwde, kalende veertiger die heel zelfzeker overkomt. De andere is veel kleiner, tenger gebouwd en hij staat een beetje zenuwachtig rond te kijken naar de weinige mensen op het plein. ‘Wij komen voor Anna Reginald. U belde ons?’
Ik laat de mannen binnen. Ik wijs hen de deur van de kamer waar Tante Anna zit. Ze lopen haastig de grote ruimte binnen. De grote man weet goed waar hij mee bezig is en loopt recht op haar af terwijl hij uit zijn jaszak een lampje haalt. Hij schijnt in haar ogen en kijkt geïnteresseerd naar de reactie van haar pupillen. Er gebeurt niets. Tante blijft doods voor zich uit staren. Ik word bang. Wat gebeurt er toch? De man met de lamp knikt naar de andere en zegt: ‘Dit is er één.’ De tengere man wordt weer zenuwachtig. Hij krabt aan zijn neus, trekt steeds aan zijn oor en knippert druk met zijn ogen.
‘Haal het bed maar uit de wagen,’ snauwt de grote man bevelend. ‘En vraag Freddy mee!’ roept hij nog snel na terwijl de kleine man al vertrokken is richting voordeur.
Freddy is de chauffeur van de ziekenwagen, besef ik nu. De achtergebleven ambulancier denkt zichtbaar na. Terwijl hij dit doet, kijkt hij mij aan. ‘Maak je maar geen zorgen hoor, wij ontfermen ons over haar,’ stelt hij mij gerust.
De indrukwekkende brancard wordt binnengereden. Freddy is een geblokte kerel. Zijn hoofd loopt rood aan. Hij hijgt. ‘Niet echt een sportman,’ denk ik nog. Ze rijden het bed tot vlak voor Tante Anna. ‘Let op, Colt, ik tel … 1, 2, 3, …’ zegt Freddy. Hij en de kleine man, die dus Colt heet, drukken op drie het bed samen naar beneden. Blijkbaar enorm ervaren tillen ze tante moeiteloos op het bed. Weer telt Freddy tot drie en wordt het bed bruusk terug omhoog getrokken door de twee ambulanciers. Even denk ik dat Tante reageert. Nee … ze blijft onbewogen naar het hoge plafond staren. De grote man blijft continu gefascineerd naar haar ogen kijken. Dat geeft me een heel onbehaaglijk gevoel. De man roept naar de anderen: ‘Kom, ons werk zit er hier op!’
Voor ik het goed en wel besef wordt tante met het bed in de ziekenwagen gerold. De grote man heeft al plaatsgenomen in het midden van de grote driezitsbank in de stuurcabine van het voertuig en Freddy loopt naar zijn plaats achter het stuur. Alvorens Colt de deuren sluit achteraan de ziekenwagen, checkt hij nog even of tante wel goed vastligt. Het lijkt een eeuwigheid te duren. Ik maak me waarschijnlijk onnodig veel zorgen… ‘Alles ok toch?’ roep ik vanuit het deurgat. Hij sluit de grote achterdeur van de wagen en loopt nog snel naar me toe. Hij komt me nog de hand schudden. Verbouwereerd reik ik hem mijn hand en druk hem op het hart dat hij goed voor tante moet zorgen. Het gaat allemaal zo snel. Het felgele voertuig vertrekt en voor ik het besef, rijdt hij al aan de andere kant van het grote marktplein.
‘Wat …?’ Ik plooi het vergeelde papiertje open dat in mijn hand werd gestopt. ‘19u00 Markt Beeld,’ staat er geschreven.
Plots besef ik dat ik, waarschijnlijk door de drukte, niet weet waar ze mijn tante naar toe brengen. Ik probeer nog snel te lezen wat er achter op de wagen staat geschreven. ‘Sint-Jan,’ kan ik nog net zien.
Ik bekijk het briefje nog een keer. Wat is dit? ‘19u00 Markt Beeld?’ Ik beschouw het maar als een niet gekregen iets, wandel terug binnen en besluit om eerst wat op te ruimen voor ik naar het ziekenhuis vertrek.
De deurbel. ‘Wie zou dat kunnen zijn?’ Ik open de deur. Een knappe jongeman in Armani-pak schudt me de hand. ‘Hallo, ik ben dokter Van Grieken. Ik wil even verifiëren of alles goed is verlopen tijdens de overbrenging van je tante.’
‘Kom maar binnen, dokter.’
De man loopt de kamer in en neemt een klein kartonnen doosje van de tafel. Het was mij nog niet opgevallen. Zenuwachtig tikt de dokter met het lege doosje in de ene hand losjes op zijn andere hand terwijl hij duidelijk zoekt naar iets.
‘Wat zijn dit?’ vraag ik. ‘Jodium? Dat is gek. Zijn dat niet de pillen die we kregen namens de regering voor het geval er iets ergs zou gebeuren in de atoomcentrale?’
‘Klopt,’ zegt de dokter. ‘Je tante belde me met de vraag wat ze moest doen. Ze was bang. Blijkbaar kreeg ze een brief. Ik heb haar gezegd dat ze de pillen maar moest nemen als dat haar zou geruststellen.’
‘Wat kan er dan gebeurd zijn, dokter?’
Hij bekijkt aandachtig de kamer. Plots loopt hij naar de rommelige boekenkast. Hij neemt de brief die opengevouwen op een stukgescheurde envelop ligt, bekijkt hem aandachtig en steekt zowel de brief als de envelop in zijn jaszak. ‘Maak je maar geen zorgen, het komt allemaal goed.’
Voor ik het besef roep ik: ‘Dag dokter,’ en sluit de zware deur achter hem.
Ik loop de grote hal van het ziekenhuis in. Het is erg druk aan de balie. Mijn beurt.
‘Goeiemorgen mevrouw, ik ben op zoek naar Anna Reginald? Ze hebben haar net binnengebracht.’ Gedreven begint de jongedame te typen. ‘Reginald, zegt u?’
‘Ja, met een d achteraan.’
De jonge bediende kijkt verbaasd op het computerscherm. ‘Momentje,’ zegt ze en loopt door het bureau naar iemand die duidelijk haar overste is. Ze prevelen een beetje. Het wordt een discussie. Deze lijkt uren te duren.
De hoofdarts stapt op me af. ‘Sorry,’ zegt hij: ‘wij weten echt niet van een Anna Reginald.’
Voor de deur staan twee mannen in een fluorescerend geel pak. De ene is een grote, struis gebouwde, kalende veertiger die heel zelfzeker overkomt. De andere is veel kleiner, tenger gebouwd en hij staat een beetje zenuwachtig rond te kijken naar de weinige mensen op het plein. ‘Wij komen voor Anna Reginald. U belde ons?’
Ik laat de mannen binnen. Ik wijs hen de deur van de kamer waar Tante Anna zit. Ze lopen haastig de grote ruimte binnen. De grote man weet goed waar hij mee bezig is en loopt recht op haar af terwijl hij uit zijn jaszak een lampje haalt. Hij schijnt in haar ogen en kijkt geïnteresseerd naar de reactie van haar pupillen. Er gebeurt niets. Tante blijft doods voor zich uit staren. Ik word bang. Wat gebeurt er toch? De man met de lamp knikt naar de andere en zegt: ‘Dit is er één.’ De tengere man wordt weer zenuwachtig. Hij krabt aan zijn neus, trekt steeds aan zijn oor en knippert druk met zijn ogen.
‘Haal het bed maar uit de wagen,’ snauwt de grote man bevelend. ‘En vraag Freddy mee!’ roept hij nog snel na terwijl de kleine man al vertrokken is richting voordeur.
Freddy is de chauffeur van de ziekenwagen, besef ik nu. De achtergebleven ambulancier denkt zichtbaar na. Terwijl hij dit doet, kijkt hij mij aan. ‘Maak je maar geen zorgen hoor, wij ontfermen ons over haar,’ stelt hij mij gerust.
De indrukwekkende brancard wordt binnengereden. Freddy is een geblokte kerel. Zijn hoofd loopt rood aan. Hij hijgt. ‘Niet echt een sportman,’ denk ik nog. Ze rijden het bed tot vlak voor Tante Anna. ‘Let op, Colt, ik tel … 1, 2, 3, …’ zegt Freddy. Hij en de kleine man, die dus Colt heet, drukken op drie het bed samen naar beneden. Blijkbaar enorm ervaren tillen ze tante moeiteloos op het bed. Weer telt Freddy tot drie en wordt het bed bruusk terug omhoog getrokken door de twee ambulanciers. Even denk ik dat Tante reageert. Nee … ze blijft onbewogen naar het hoge plafond staren. De grote man blijft continu gefascineerd naar haar ogen kijken. Dat geeft me een heel onbehaaglijk gevoel. De man roept naar de anderen: ‘Kom, ons werk zit er hier op!’
Voor ik het goed en wel besef wordt tante met het bed in de ziekenwagen gerold. De grote man heeft al plaatsgenomen in het midden van de grote driezitsbank in de stuurcabine van het voertuig en Freddy loopt naar zijn plaats achter het stuur. Alvorens Colt de deuren sluit achteraan de ziekenwagen, checkt hij nog even of tante wel goed vastligt. Het lijkt een eeuwigheid te duren. Ik maak me waarschijnlijk onnodig veel zorgen… ‘Alles ok toch?’ roep ik vanuit het deurgat. Hij sluit de grote achterdeur van de wagen en loopt nog snel naar me toe. Hij komt me nog de hand schudden. Verbouwereerd reik ik hem mijn hand en druk hem op het hart dat hij goed voor tante moet zorgen. Het gaat allemaal zo snel. Het felgele voertuig vertrekt en voor ik het besef, rijdt hij al aan de andere kant van het grote marktplein.
‘Wat …?’ Ik plooi het vergeelde papiertje open dat in mijn hand werd gestopt. ‘19u00 Markt Beeld,’ staat er geschreven.
Plots besef ik dat ik, waarschijnlijk door de drukte, niet weet waar ze mijn tante naar toe brengen. Ik probeer nog snel te lezen wat er achter op de wagen staat geschreven. ‘Sint-Jan,’ kan ik nog net zien.
Ik bekijk het briefje nog een keer. Wat is dit? ‘19u00 Markt Beeld?’ Ik beschouw het maar als een niet gekregen iets, wandel terug binnen en besluit om eerst wat op te ruimen voor ik naar het ziekenhuis vertrek.
De deurbel. ‘Wie zou dat kunnen zijn?’ Ik open de deur. Een knappe jongeman in Armani-pak schudt me de hand. ‘Hallo, ik ben dokter Van Grieken. Ik wil even verifiëren of alles goed is verlopen tijdens de overbrenging van je tante.’
‘Kom maar binnen, dokter.’
De man loopt de kamer in en neemt een klein kartonnen doosje van de tafel. Het was mij nog niet opgevallen. Zenuwachtig tikt de dokter met het lege doosje in de ene hand losjes op zijn andere hand terwijl hij duidelijk zoekt naar iets.
‘Wat zijn dit?’ vraag ik. ‘Jodium? Dat is gek. Zijn dat niet de pillen die we kregen namens de regering voor het geval er iets ergs zou gebeuren in de atoomcentrale?’
‘Klopt,’ zegt de dokter. ‘Je tante belde me met de vraag wat ze moest doen. Ze was bang. Blijkbaar kreeg ze een brief. Ik heb haar gezegd dat ze de pillen maar moest nemen als dat haar zou geruststellen.’
‘Wat kan er dan gebeurd zijn, dokter?’
Hij bekijkt aandachtig de kamer. Plots loopt hij naar de rommelige boekenkast. Hij neemt de brief die opengevouwen op een stukgescheurde envelop ligt, bekijkt hem aandachtig en steekt zowel de brief als de envelop in zijn jaszak. ‘Maak je maar geen zorgen, het komt allemaal goed.’
Voor ik het besef roep ik: ‘Dag dokter,’ en sluit de zware deur achter hem.
Ik loop de grote hal van het ziekenhuis in. Het is erg druk aan de balie. Mijn beurt.
‘Goeiemorgen mevrouw, ik ben op zoek naar Anna Reginald? Ze hebben haar net binnengebracht.’ Gedreven begint de jongedame te typen. ‘Reginald, zegt u?’
‘Ja, met een d achteraan.’
De jonge bediende kijkt verbaasd op het computerscherm. ‘Momentje,’ zegt ze en loopt door het bureau naar iemand die duidelijk haar overste is. Ze prevelen een beetje. Het wordt een discussie. Deze lijkt uren te duren.
De hoofdarts stapt op me af. ‘Sorry,’ zegt hij: ‘wij weten echt niet van een Anna Reginald.’
Hoofdstuk 3
Twee uur nadat ik tante Anna de laatste keer heb gezien sta ik terug in haar woonkamer. Ik probeer het gesprek met de ambulanciers weer voor de geest te halen om zo misschien te kunnen achterhalen waar ze naar toe is gebracht. Helaas word ik er nu ook niet wijzer van . Ik besluit om de politie te bellen. Mijn wantrouwen in de arm der wet krijgt nog maar eens een knauw als de hulpagent, die zich nochtans vriendelijk voorstelt, mij vertelt dat een verdwijning pas na vierentwintig uur onrustwekkend wordt beschouwd. ‘Wacht nu nog maar even af mevrouw’, zegt hij alvorens de telefoon in te haken. Alsof ‘die’ uitspraak mij nu gerust zou stellen! Wanneer ik mijn gsm weer wegsteek in mijn jaszak voel ik het papiertje van de ambulancier. Ik haal het eruit en lees het nog een keer: ‘ 19u00 Markt Beeld.’ Misschien moet ik er maar naartoe gaan. Wie weet is het inderdaad een groot misverstand en ligt tante Anna in een ander ziekenhuis.
Ik wandel ongeduldig rond het beeld en bekijk de taferelen die er zich rondom mij afspelen. Een man loopt achter zijn dochter aan , die vrolijk een veer van een duif in de lucht gooit en ze dan probeert te vangen. Even vergeet ik mijn angst om wat tante is overkomen en glimlach wanneer de man, zichtbaar genietend, neervalt op het gras terwijl zijn kleine spruit de veer tussen zijn krullen steekt. Op de achtergrond hoor ik de klokken van de Sint-Andriestoren het uur slaan , het is nu precies 19u00. De hand op mijn schouder doet me schrikken. Ik draai me om en herken de man van het papiertje. Hij steekt vlug een bruine enveloppe in mijn handen, fluistert : ‘ vertrouw niemand,… ook niet de politie’ en loopt vervolgens richting de Stationstraat. Als versteend kijk ik hem achterna en voor ik iets kan zeggen verdwijnt hij om de hoek. Wat moet dit nu voorstellen ? Het lijkt wel of ik in 1 of andere crime serie ben beland! Even overweeg ik hem achterna te lopen maar de hakken van mijn splinternieuwe laarzen doen me beseffen dat het vergeefse moeite zou zijn. Even gaan zitten om te bekomen . Terwijl ik dit doe scheur ik de enveloppe open en haal de inhoud eruit.
Mijn handen trillen nog na van de vreemde ontmoeting wanneer ik op de eerste pagina de hoofding zie staan. ‘ University of Athens, Electromagnetic Biology’ , het ziet er allemaal heel officieel uit. Mijn ogen bewegen vertikaal over de eerste bladzijden . ‘ICNIRP…., magnetic hazard….,hippocampus….’, had ik vroeger maar beter opgelet tijdens de les anatomie dan had ik hier waarschijnlijk wel iets van kunnen maken. En waarom mag ik niemand vertrouwen, zelfs de politie niet,.. en waar is tante en wat hebben deze papieren met haar verdwijning te maken? Verdorie, wat moet ik nu toch doen ? Ik ga Dr. Van Grieken contacteren hopend dat hij kan achterhalen waar tante Anna naar toe is gebracht, tenslotte had hij de ambulance naar haar gestuurd. ‘Dokter Van Grieken, goede avond. Waarmee kan ik u helpen’, hoor ik aan de andere kant van de lijn. ‘Dokter, met Britt hier, het nichtje van Anna Reginald’, roep ik , alsof roepen ervoor zorgt dat hij mij zou herkennen. ‘ Kan ik langskomen? Ik heb de meest bizarre dag achter de rug en nog steeds weet ik niet waar Anna naartoe is gebracht’. ‘ Euh,.. natuurlijk,’ antwoordt hij ‘ mijn praktijk is in de Fonteinstraat, nummer 33’. Ik steek de papieren terug in de enveloppe, wuif naar een taxi en kijk nog één keer richting de verdwenen ambulancier alvorens in te stappen.
Nummer 33, zoals het stereotiep beeld van een dokterspraktijk betaamt sta ik voor een groot wit huis met een nog grotere deur. Hij had me blijkbaar opgewacht want voor ik op de deurbel kan drukken schuift de deur krakend open. ‘Tja, dan heb je zo’n potsierlijke deur ,krijg je hem maar moeilijk open’, glimlacht Dr. Van Grieken alsof hij mijn gedachten kan lezen. ‘Sorry dat ik nog zo laat op de dag langskom maar ik weet echt niet wat te doen’, probeer ik mijn bezoek te verontschuldigen. ‘Kan je nog even in de wachtkamer plaatsnemen, ik heb nog bezoek.. het duurt niet lang hoor’, antwoordt hij met een knipoog,’ en noem me maar Pieter, “dokter” klinkt zo euh… afstandelijk’. Onder andere omstandigheden zou ik gevoelig zijn voor zijn charmes en hij oogt ook wel lekker, maar nu stonden mijn sensoren op andere dingen gefocust. Ik neem plaats op een stoel naast de deur en zie aan mijn linkerzijde een hall of fame met diploma’s en getuigschriften. Blijkbaar nog een genie ook, misschien moet ik Pieter maar als huisdokter nemen, ik grijns bij het woord “huisdokter”. Mijn aandacht wordt getrokken door een kadertje dat er anders uitziet . “Our lives begin to end the day we become silent about things that matter – Martin Luther King, Jr.”, een quote van de zoon van Martin Luther King. Ik wist niet eens dat die een zoon had .
Gestommel in de gang maakt me weer alert en ik hoor Pieter nog net tegen zijn bezoeker zeggen dat hij zich geen zorgen moet maken. Even later word ik naar de consultatieruimte begeleid en vertel ik Pieter over mijn avontuur in het ziekenhuis en de ontmoeting met de ambulancier. Ik vertel ook over de bruine enveloppe, waardoor hij onmiddellijk rechtstaat en vraagt of hij de papieren eens mag inkijken. ‘Natuurlijk,waarom niet’ ,glimlach ik vriendelijk. ‘Ben je zeker ’, vraagt hij, ‘want je mocht toch niemand vertrouwen?’ Ik voel me rood aanlopen wanneer hij bij het zeggen van deze woorden even mijn knie aanraakt alvorens de papieren aan te nemen. ‘ Euh, ja ja … ik versta niets van al die medische termen, laat staan waarom hij die papieren aan mij heeft gegeven’. Ik probeer te verdoezelen dat de vluchtige streling mijn hart deed overslaan. Kom Britt, bij de les blijven, het is niet het moment om te gaan zweven. Pieter fronst zijn voorhoofd wanneer hij door de papieren gaat . ‘Mag ik ze houden tot morgen, dan kan ik ze eens rustig bestuderen want ze zijn nogal onsamenhangend’. ‘Ik ben al blij dat je er je tijd aan wilt spenderen, voor mij is dit niet meer dan één of andere flauwe grap maar het feit blijft dat mijn tante nog steeds vermist is’, antwoord ik, waarmee ik de aandacht terug naar mijn tante wil brengen. ‘ Kom,kom….vermist is wel wat sterk uitgedrukt, vind je niet’, sust hij,’ ik zal morgenvroeg wel eens horen bij enkele collega’s en dan zal je zien dat je tante zo terecht is . Maar niet nu, het is al laat en ik kan ze niet meer bereiken’. ‘Dat is goed Pieter, dan slaap ik deze nacht in Tante Anna haar huis, misschien dat iemand van het ziekenhuis me daar probeert te bereiken’. ‘Doe dat’, glimlacht Pieter waarna hij mij buiten laat, de donkere nacht in.
Ik wandel ongeduldig rond het beeld en bekijk de taferelen die er zich rondom mij afspelen. Een man loopt achter zijn dochter aan , die vrolijk een veer van een duif in de lucht gooit en ze dan probeert te vangen. Even vergeet ik mijn angst om wat tante is overkomen en glimlach wanneer de man, zichtbaar genietend, neervalt op het gras terwijl zijn kleine spruit de veer tussen zijn krullen steekt. Op de achtergrond hoor ik de klokken van de Sint-Andriestoren het uur slaan , het is nu precies 19u00. De hand op mijn schouder doet me schrikken. Ik draai me om en herken de man van het papiertje. Hij steekt vlug een bruine enveloppe in mijn handen, fluistert : ‘ vertrouw niemand,… ook niet de politie’ en loopt vervolgens richting de Stationstraat. Als versteend kijk ik hem achterna en voor ik iets kan zeggen verdwijnt hij om de hoek. Wat moet dit nu voorstellen ? Het lijkt wel of ik in 1 of andere crime serie ben beland! Even overweeg ik hem achterna te lopen maar de hakken van mijn splinternieuwe laarzen doen me beseffen dat het vergeefse moeite zou zijn. Even gaan zitten om te bekomen . Terwijl ik dit doe scheur ik de enveloppe open en haal de inhoud eruit.
Mijn handen trillen nog na van de vreemde ontmoeting wanneer ik op de eerste pagina de hoofding zie staan. ‘ University of Athens, Electromagnetic Biology’ , het ziet er allemaal heel officieel uit. Mijn ogen bewegen vertikaal over de eerste bladzijden . ‘ICNIRP…., magnetic hazard….,hippocampus….’, had ik vroeger maar beter opgelet tijdens de les anatomie dan had ik hier waarschijnlijk wel iets van kunnen maken. En waarom mag ik niemand vertrouwen, zelfs de politie niet,.. en waar is tante en wat hebben deze papieren met haar verdwijning te maken? Verdorie, wat moet ik nu toch doen ? Ik ga Dr. Van Grieken contacteren hopend dat hij kan achterhalen waar tante Anna naar toe is gebracht, tenslotte had hij de ambulance naar haar gestuurd. ‘Dokter Van Grieken, goede avond. Waarmee kan ik u helpen’, hoor ik aan de andere kant van de lijn. ‘Dokter, met Britt hier, het nichtje van Anna Reginald’, roep ik , alsof roepen ervoor zorgt dat hij mij zou herkennen. ‘ Kan ik langskomen? Ik heb de meest bizarre dag achter de rug en nog steeds weet ik niet waar Anna naartoe is gebracht’. ‘ Euh,.. natuurlijk,’ antwoordt hij ‘ mijn praktijk is in de Fonteinstraat, nummer 33’. Ik steek de papieren terug in de enveloppe, wuif naar een taxi en kijk nog één keer richting de verdwenen ambulancier alvorens in te stappen.
Nummer 33, zoals het stereotiep beeld van een dokterspraktijk betaamt sta ik voor een groot wit huis met een nog grotere deur. Hij had me blijkbaar opgewacht want voor ik op de deurbel kan drukken schuift de deur krakend open. ‘Tja, dan heb je zo’n potsierlijke deur ,krijg je hem maar moeilijk open’, glimlacht Dr. Van Grieken alsof hij mijn gedachten kan lezen. ‘Sorry dat ik nog zo laat op de dag langskom maar ik weet echt niet wat te doen’, probeer ik mijn bezoek te verontschuldigen. ‘Kan je nog even in de wachtkamer plaatsnemen, ik heb nog bezoek.. het duurt niet lang hoor’, antwoordt hij met een knipoog,’ en noem me maar Pieter, “dokter” klinkt zo euh… afstandelijk’. Onder andere omstandigheden zou ik gevoelig zijn voor zijn charmes en hij oogt ook wel lekker, maar nu stonden mijn sensoren op andere dingen gefocust. Ik neem plaats op een stoel naast de deur en zie aan mijn linkerzijde een hall of fame met diploma’s en getuigschriften. Blijkbaar nog een genie ook, misschien moet ik Pieter maar als huisdokter nemen, ik grijns bij het woord “huisdokter”. Mijn aandacht wordt getrokken door een kadertje dat er anders uitziet . “Our lives begin to end the day we become silent about things that matter – Martin Luther King, Jr.”, een quote van de zoon van Martin Luther King. Ik wist niet eens dat die een zoon had .
Gestommel in de gang maakt me weer alert en ik hoor Pieter nog net tegen zijn bezoeker zeggen dat hij zich geen zorgen moet maken. Even later word ik naar de consultatieruimte begeleid en vertel ik Pieter over mijn avontuur in het ziekenhuis en de ontmoeting met de ambulancier. Ik vertel ook over de bruine enveloppe, waardoor hij onmiddellijk rechtstaat en vraagt of hij de papieren eens mag inkijken. ‘Natuurlijk,waarom niet’ ,glimlach ik vriendelijk. ‘Ben je zeker ’, vraagt hij, ‘want je mocht toch niemand vertrouwen?’ Ik voel me rood aanlopen wanneer hij bij het zeggen van deze woorden even mijn knie aanraakt alvorens de papieren aan te nemen. ‘ Euh, ja ja … ik versta niets van al die medische termen, laat staan waarom hij die papieren aan mij heeft gegeven’. Ik probeer te verdoezelen dat de vluchtige streling mijn hart deed overslaan. Kom Britt, bij de les blijven, het is niet het moment om te gaan zweven. Pieter fronst zijn voorhoofd wanneer hij door de papieren gaat . ‘Mag ik ze houden tot morgen, dan kan ik ze eens rustig bestuderen want ze zijn nogal onsamenhangend’. ‘Ik ben al blij dat je er je tijd aan wilt spenderen, voor mij is dit niet meer dan één of andere flauwe grap maar het feit blijft dat mijn tante nog steeds vermist is’, antwoord ik, waarmee ik de aandacht terug naar mijn tante wil brengen. ‘ Kom,kom….vermist is wel wat sterk uitgedrukt, vind je niet’, sust hij,’ ik zal morgenvroeg wel eens horen bij enkele collega’s en dan zal je zien dat je tante zo terecht is . Maar niet nu, het is al laat en ik kan ze niet meer bereiken’. ‘Dat is goed Pieter, dan slaap ik deze nacht in Tante Anna haar huis, misschien dat iemand van het ziekenhuis me daar probeert te bereiken’. ‘Doe dat’, glimlacht Pieter waarna hij mij buiten laat, de donkere nacht in.
Hoofdstuk 4
‘Verdorie!’ Plots zit ik rechtop in bed. ‘Wat hoor ik toch?’ Gestommel. ‘Nee, ik moet het me verbeeld hebben.’ Ik leg me terug neer en probeer terug in te slapen. Toch hoor ik plots weer een raar geluid. Het is alsof er met stoelen geschoven wordt over de kille, koude vloer.
Ik kruip stilletjes uit het hoge bed. Nog steeds aandachtig luisterend zoek ik in het donker met mijn voeten naar mijn pantoffels. Ik loop naar de deur van de slaapkamer. Nog vlug neem ik de badjas die tegen de deur hangt. De deur kraakt en piept als ik ze open. Op mijn tenen sluip ik de trap af. Als ik in de gang kom, merk ik dat het licht brandt in de woonkamer. ‘Oei!’ Ik schrik. In de woonkamer staat een grote staande klok. Je kent dat wel, je vindt deze enkel nog bij grootouders. Ze slaat het deuntje van de bekende Big Ben. De immense pendule slaat vijf maal. Vijf uur, denk ik. Wie loopt er toch door de kamer? Door de lichtgevende spleet zie ik … ??? ‘Wat nu!’ Alle stoelen staan netjes rond de tafel. Ik ben er nochtans heilig van overtuigd dat ik, wanneer ik in naar mijn bed ging, mijn teen stootte tegen de poot van een stoel die duidelijk verloren stond tussen de andere stoelen. Op de tafel staan drie kopjes. Op bordjes. Het oortje allemaal in dezelfde richting. De lepeltjes liggen allemaal op gelijke afstand naast de mooie, bijna nooit gebruikte setjes. Er branden theelichtjes op de tafel. ‘Gek!’ Bij mijn weten heeft tante ze nooit gebruikt. Ik hoor gestommel in keuken. ‘Wat gebeurt hier toch?’ Stilletjes duw ik de deur open.
‘Tante!’
Tante komt op me afgelopen. Geeft me een knuffel. ‘Dag, schat.’ ‘Kopje koffie?’
‘Tante, het is vijf uur in de ochtend, wat doe je?’ ‘En hoe kom je hier?’ ‘Waar ben je geweest?’ Helemaal verward kijk ik haar na als ze naar de keuken loopt. Ze komt terug met een grote pot vers gezette koffie. Door de deur zie ik op het aanrecht drie gevulde bordjes staan. De geur van de warme appeltaart, die me meteen doet terugdenken aan de gezellige weekendjes die ik samen met mijn tante doorbracht, maakt alles nog veel verwarrender voor me. Ik sliep in het grote bed waarin ik als kind verloren lag tussen de vele grote kussens. We gingen samen winkelen bij Meneer Jamin, de snoepwinkel om de hoek. W e aten altijd de dingen waar ik zin in had. Ook al pasten de ingrediënten totaal niet samen. Plots maakt het veilige, geborgen gevoel terug plaats voor een hele hoop moeilijke vragen.
‘Kom, ga zitten, een lekker kopje zal je deugd doen.’
‘Tante, je lust helemaal geen koffie!’
We zitten tegenover elkaar. Zo onwennig was ik nog nooit geweest in het grote huis. Er valt een onaangename stilte. Het enige wat je hoort zijn de zware tikken van de klok. We kijken elkaar aan. Ik zit met zoveel vragen. Zij heeft de antwoorden maar kan ze blijkbaar niet vertellen. ‘Weet je,’ zegt ze ‘ik voel me goed'. Ik ben super gelukkig. Ik …’
Ineens valt het gesprek weer stil. Ik weet echt niet wat te denken. Voorzichtig vraag ik het nog een keer. ‘Waar was je?’ Je ziet haar denken. Diep denken. ‘Jij suiker en melk?’ vraagt ze terwijl ze voor zichzelf een klontje in twee breekt waarna ze een grote scheut halfvolle melk bij haar koffie giet. ‘Ja, dank je.’ zeg ik nog steeds verbouwereerd. Ik snap er niks van. Ik heb zo veel vragen dat de volgende vraag al in me opkomt nog voordat ik ook maar aan een eventueel antwoord op de vorige durf denken. Wie waren de ambulanciers? Waar hebben ze tante naar toe gebracht? Waarom was ze niet gewoon in het ziekenhuis? Waar discussieerden de hoofdarts en de bediende over? Wie is Colt? Wat met de bruine envelop en de medische documenten waar ik niets van snap?
Ik blijf kijken naar tante die nu en dan opstaat en vaasjes precies in het midden van een kastje plaatst of met haar hand de kreukels uit doekjes strijkt die onder diezelfde vaasjes, haar verzameling echte hummeltjes of haar Swarovski kristallen figuurtjes liggen. Raar, nog nooit zag ik tante zo.
De klok slaat 7.00u. De deurbel gaat. Ik schrik al niet meer. Wat ik de laatste dagen allemaal heb meegemaakt, sterkt me in het idee dat ik in een droom leef. Ik ga zo dadelijk wakker worden en dan is er niets gebeurd. Toch loop ik naar de deur en open ze. ‘Dag dokter, kom binnen.’ De dokter vervolgt zijn weg naar de woonkamer terwijl ik nog snel de krant opraap voor ik hem achterna loop. In een snelle blik lees ik de opvallende krantenkop.
Ik kruip stilletjes uit het hoge bed. Nog steeds aandachtig luisterend zoek ik in het donker met mijn voeten naar mijn pantoffels. Ik loop naar de deur van de slaapkamer. Nog vlug neem ik de badjas die tegen de deur hangt. De deur kraakt en piept als ik ze open. Op mijn tenen sluip ik de trap af. Als ik in de gang kom, merk ik dat het licht brandt in de woonkamer. ‘Oei!’ Ik schrik. In de woonkamer staat een grote staande klok. Je kent dat wel, je vindt deze enkel nog bij grootouders. Ze slaat het deuntje van de bekende Big Ben. De immense pendule slaat vijf maal. Vijf uur, denk ik. Wie loopt er toch door de kamer? Door de lichtgevende spleet zie ik … ??? ‘Wat nu!’ Alle stoelen staan netjes rond de tafel. Ik ben er nochtans heilig van overtuigd dat ik, wanneer ik in naar mijn bed ging, mijn teen stootte tegen de poot van een stoel die duidelijk verloren stond tussen de andere stoelen. Op de tafel staan drie kopjes. Op bordjes. Het oortje allemaal in dezelfde richting. De lepeltjes liggen allemaal op gelijke afstand naast de mooie, bijna nooit gebruikte setjes. Er branden theelichtjes op de tafel. ‘Gek!’ Bij mijn weten heeft tante ze nooit gebruikt. Ik hoor gestommel in keuken. ‘Wat gebeurt hier toch?’ Stilletjes duw ik de deur open.
‘Tante!’
Tante komt op me afgelopen. Geeft me een knuffel. ‘Dag, schat.’ ‘Kopje koffie?’
‘Tante, het is vijf uur in de ochtend, wat doe je?’ ‘En hoe kom je hier?’ ‘Waar ben je geweest?’ Helemaal verward kijk ik haar na als ze naar de keuken loopt. Ze komt terug met een grote pot vers gezette koffie. Door de deur zie ik op het aanrecht drie gevulde bordjes staan. De geur van de warme appeltaart, die me meteen doet terugdenken aan de gezellige weekendjes die ik samen met mijn tante doorbracht, maakt alles nog veel verwarrender voor me. Ik sliep in het grote bed waarin ik als kind verloren lag tussen de vele grote kussens. We gingen samen winkelen bij Meneer Jamin, de snoepwinkel om de hoek. W e aten altijd de dingen waar ik zin in had. Ook al pasten de ingrediënten totaal niet samen. Plots maakt het veilige, geborgen gevoel terug plaats voor een hele hoop moeilijke vragen.
‘Kom, ga zitten, een lekker kopje zal je deugd doen.’
‘Tante, je lust helemaal geen koffie!’
We zitten tegenover elkaar. Zo onwennig was ik nog nooit geweest in het grote huis. Er valt een onaangename stilte. Het enige wat je hoort zijn de zware tikken van de klok. We kijken elkaar aan. Ik zit met zoveel vragen. Zij heeft de antwoorden maar kan ze blijkbaar niet vertellen. ‘Weet je,’ zegt ze ‘ik voel me goed'. Ik ben super gelukkig. Ik …’
Ineens valt het gesprek weer stil. Ik weet echt niet wat te denken. Voorzichtig vraag ik het nog een keer. ‘Waar was je?’ Je ziet haar denken. Diep denken. ‘Jij suiker en melk?’ vraagt ze terwijl ze voor zichzelf een klontje in twee breekt waarna ze een grote scheut halfvolle melk bij haar koffie giet. ‘Ja, dank je.’ zeg ik nog steeds verbouwereerd. Ik snap er niks van. Ik heb zo veel vragen dat de volgende vraag al in me opkomt nog voordat ik ook maar aan een eventueel antwoord op de vorige durf denken. Wie waren de ambulanciers? Waar hebben ze tante naar toe gebracht? Waarom was ze niet gewoon in het ziekenhuis? Waar discussieerden de hoofdarts en de bediende over? Wie is Colt? Wat met de bruine envelop en de medische documenten waar ik niets van snap?
Ik blijf kijken naar tante die nu en dan opstaat en vaasjes precies in het midden van een kastje plaatst of met haar hand de kreukels uit doekjes strijkt die onder diezelfde vaasjes, haar verzameling echte hummeltjes of haar Swarovski kristallen figuurtjes liggen. Raar, nog nooit zag ik tante zo.
De klok slaat 7.00u. De deurbel gaat. Ik schrik al niet meer. Wat ik de laatste dagen allemaal heb meegemaakt, sterkt me in het idee dat ik in een droom leef. Ik ga zo dadelijk wakker worden en dan is er niets gebeurd. Toch loop ik naar de deur en open ze. ‘Dag dokter, kom binnen.’ De dokter vervolgt zijn weg naar de woonkamer terwijl ik nog snel de krant opraap voor ik hem achterna loop. In een snelle blik lees ik de opvallende krantenkop.
Hoofdstuk 5
‘Ah, ik zie dat je er al bent’, zegt Pieter terwijl hij de keuken binnenstapt en mijn tante aan de tafel ziet zitten. ‘Hoe weet je dat tante hier is ? ’, vraag ik. Hij glimlacht: ’ ik weet alles wat er met je tante gebeurd is sinds haar verdwijning. Je weet dat ik die ambulance had gestuurd omdat je tante echt wel vreemd deed aan de telefoon. Je was dus niet de enige met wie ze belde. Ze klonk toch totaal verward en beweerde problemen te hebben met ademhalen. Omdat ik op dat moment een dringende oproep had besliste ik dus om haar zo snel mogelijk naar het hospitaal te laten overbrengen omdat ik vreesde voor een beroerte. Je weet dit misschien niet maar ik participeer in een privé kliniek en de ambulancier dacht dat ze naar daar moest gebracht worden. Vandaar dus dat je haar niet direct kon vinden. Dr. De Proost belde me gisterenavond op en vertelde dat het loos alarm was en de patiënt wel naar huis mocht. Eerst besefte ik niet over wie hij het had maar toen hij haar naam vertelde werd de puzzel snel compleet. Daarom dat ik hier ook zo vroeg op de ochtend ben, gewoon even checken of je er nog was en je instructies te geven’. ‘Ah ja’, stamel ik , ‘ dat klinkt allemaal vrij logisch’. ‘Inderdaad’, knikt hij, ‘ ik heb hier een voorschrift voor lichte kalmeermiddelen en het is best dat je de komende dagen in de buurt blijft en haar wat in het oog houdt . Kan dat ‘? ‘ Euh, ik moet dat wel even met mijn werk regelen, maar gezien de omstandigheden zullen ze daar wel geen probleem van maken’.’Goed zo’, knikt hij opnieuw,’ dan laat ik jullie maar want het beloofd een drukke dag te worden’.
Terwijl ik de auto van Pieter hoor vertrekken wordt mijn aandacht weer naar de krant getrokken. ‘St. Jan ziekenhuis staat voor raadsel ’, bloklettert de voorpagina. Op de foto eronder herken ik de hoofdarts die ik gesproken had toen ik ging informeren of tante er was. Ik lees het artikel verder. Wat vreemd, blijkbaar zijn er de laatste maanden acht personen binnengebracht die van de ene op de andere dag om onverklaarbare redenen gedragsveranderingen vertonen. Ik kijk op van de krant en zie tante van haar koffie genieten. Zou tante ook aan deze ziekte lijden , als het al een ziekte is ? Ik besluit om met tante naar St. Jan te rijden , indien het loos alarm is dan kunnen ze haar misschien toch nog eens een keertje onderzoeken. Het zou mij in ieder geval geruststellen als ze zouden verklaren dat de kliniek van Pieter een juiste diagnose hadden gesteld en alles onder controle is. Terwijl ik tante vertel dat we even naar het ziekenhuis gaan zoek ik het nummer van een taxi uit de buurt.
Bij het oprijden van de weg naar het ziekenhuis passeren we een ambulance. Wat is dat ? In een glimp zie ik de chauffeur achter het stuur. Is dat Colt niet ? Ik kijk achterom, maar de geblindeerde ramen van de achterdeuren laten niet zien wie er van ons wegrijdt . Ik besef dat Pieter de papieren nog heeft die ik gekregen had op het plein. Daar moet ik straks nog even langsgaan om eens te horen wat hij er kon van maken, een mooie smoes om hem nog eens te zien . Misschien trakteert hij wel op een etentje. Ik grijns bij de gedachte , de taxichauffeur brengt me terug naar de realiteit wanneer hij ‘ dat is dan 25 euro 30 cent’ zegt.
Aan de balie vraag ik meteen naar dokter Lorenzo, die naam had ik onder de foto zien staan. Even later zit ik samen met tante in de consultatieruimte van Pedro, want zo is blijkbaar zijn voornaam. De geur die in de ruimte hangt doet me vermoeden dat hij een verwoed roker is. Zelfs als dokter Lorenzo de looks zou hebben van Pieter,wat wel echt niet was, dan nog zou dit een serieuze afknapper zijn. Ik heb mijn vader ooit verloren door deze stinkstokken en begrijp niet dat iemand in deze tijd nog rookt. Ik vertel wat er de voorbije dagen gebeurt is met tante. Dokter Lorenzo schuifelt door de kamer. Hij kijkt naar tante , gaat naar haar toe en voor ik het goed en wel besef laat hij mij een grote blauwe plek zien achteraan haar nek. ‘Hoe weet jij dat die er is ?’, vraag ik hem,’ dat was me helemaal nog niet opgevallen’. Ik bekijk de plek ,die tot nu toe verborgen was gebleven achter de weelderige haardos van tante. ‘ Die is veroorzaakt door een inspuiting in de Arteria Carotis, zeg maar de halsslagader die de hersenen voorziet van bloed’, vertelt Pedro terwijl hij een lampje in tante haar ogen schijnt. Hij zucht en keert zich naar mij :’ Ik vrees dat je tante nummer negen is . Als ik je verhaal zo hoor en de symptomen bekijk kan ik niet anders beoordelen dat je tante in handen is gevallen van een bende Neurohaaien. Zo noem ik misdadigers die op illegale wijze proeven doen op mensen om een remedie te vinden voor neurologische aandoeningen. Autisme en Adhd ken je wellicht, het aantal patiënten zijn de laatste 10 jaar vervijfvoudigd en het is dan ook niet moeilijk om te begrijpen dat dit een booming business is . En geld trekt helaas cowboys aan,die het niet zo nauw nemen met de regelgeving ‘. ‘Wat is er dan met tante aan de hand ?’, vraag ik verschrikt. ‘ Ik vrees dat je tante hier enkele weken zal moeten blijven om dat te kunnen beoordelen maar ze heeft in ieder geval nog veel geluk gehad . Die kerels deinzen voor niets terug. Ze drogeren hun slachtoffers op sluwe wijze met meestal een of ander verdovend middel zoals Ketamine. Je tante heeft dit genomen, is verward geraakt maar heeft toch nog het verstand gehad om haar dokter en jou te contacteren alvorens in een soort van coma weg te zakken. Helaas vrees ik dat die ambulanciers de ontvoerders zijn want ze hebben haar toch te pakken gekregen’. Vol ongeloof aanhoor ik de uitleg van Pedro, bij het woord “ambulanciers” schiet de ontmoeting op het plein me weer te binnen. ‘ Ik heb enkele documenten gekregen van één van hen. Het waren medische rapporten waar inderdaad iets in stond over hersengolven en zo van die dingen’. Dokter Pedro , die ondertussen was gaan zitten, springt recht uit zijn stoel. ‘ Heb je ze nog ?, vraagt hij ‘ die zouden wel eens serieuze aanwijzingen kunnen bevatten welke experimenten er op je tante zijn gebeurd. Misschien leiden ze wel naar de daders ‘. Ik vertel dat dokter Van Grieken ze ging bestuderen. ‘ Ik rijd zo dadelijk naar hem toe, misschien kan hij contact met je opnemen en je laten weten wat er instaat,’ zeg ik terwijl ik rechtsta, dokter Lorenzo een hand geef en afscheid neem van tante. ‘ Breng ze maar naar hier ‘, antwoordt hij,’ ik ben zeer nieuwsgierig wat er instaat’. Ik sla de deur achter mij dicht , haast me naar buiten en vertrek in een van de taxi’s die voor de inkom staan, richting Fonteinstraat.
‘Hey Pieter, ik ben het, Britt’, roep ik door de parlofoon naast de deurbel,’ ik kom in verband met die papieren’. ‘Ah, kom maar binnen’, hoor ik Pieter antwoorden terwijl een buzzer aangeeft dat de deur van slot gaat. Pieter komt me met uitgestrekte hand tegemoet. ‘ Ah , welkom Britt, leuk je weer te zien. Kom verder’. Hij begeleidt me galant naar zijn praktijk en biedt me een stoel aan. ‘ Ik heb de documenten eens bekeken en dit is wel heel serieus hoor’, kijkt hij me ernstig aan. ‘Hier staat uitvoering in beschreven hoe je door ,in mensentaal, bestraling van de hersenen autisme zou kunnen verminderen. Dit is nog zeer experimenteel , het probleem zit erin dat er bijna geen hersenactiviteit mag aanwezig zijn om deze bestraling te doen. Door verdoving te spuiten in de bloedvaten die naar de hersenen lopen is dit enigszins mogelijk maar momenteel volstrekt illegaal omdat de gevolgen voor de patiënt nog niet bekend zijn’. ‘ Gebeurd deze inspuiting in de nek ?’, vraag ik . ‘Inderdaad, maar wat ben ik toch onbeleefd. Heb je zin in een kopje koffie ?’, vraagt Pieter. ‘ Dat kan ik na vandaag wel gebruiken,’ zucht ik . Ik voel me zo opgelucht dat ik met mijn verhaal bij Pieter terecht kan, wie anders zou dit geloven !
Terwijl ik de auto van Pieter hoor vertrekken wordt mijn aandacht weer naar de krant getrokken. ‘St. Jan ziekenhuis staat voor raadsel ’, bloklettert de voorpagina. Op de foto eronder herken ik de hoofdarts die ik gesproken had toen ik ging informeren of tante er was. Ik lees het artikel verder. Wat vreemd, blijkbaar zijn er de laatste maanden acht personen binnengebracht die van de ene op de andere dag om onverklaarbare redenen gedragsveranderingen vertonen. Ik kijk op van de krant en zie tante van haar koffie genieten. Zou tante ook aan deze ziekte lijden , als het al een ziekte is ? Ik besluit om met tante naar St. Jan te rijden , indien het loos alarm is dan kunnen ze haar misschien toch nog eens een keertje onderzoeken. Het zou mij in ieder geval geruststellen als ze zouden verklaren dat de kliniek van Pieter een juiste diagnose hadden gesteld en alles onder controle is. Terwijl ik tante vertel dat we even naar het ziekenhuis gaan zoek ik het nummer van een taxi uit de buurt.
Bij het oprijden van de weg naar het ziekenhuis passeren we een ambulance. Wat is dat ? In een glimp zie ik de chauffeur achter het stuur. Is dat Colt niet ? Ik kijk achterom, maar de geblindeerde ramen van de achterdeuren laten niet zien wie er van ons wegrijdt . Ik besef dat Pieter de papieren nog heeft die ik gekregen had op het plein. Daar moet ik straks nog even langsgaan om eens te horen wat hij er kon van maken, een mooie smoes om hem nog eens te zien . Misschien trakteert hij wel op een etentje. Ik grijns bij de gedachte , de taxichauffeur brengt me terug naar de realiteit wanneer hij ‘ dat is dan 25 euro 30 cent’ zegt.
Aan de balie vraag ik meteen naar dokter Lorenzo, die naam had ik onder de foto zien staan. Even later zit ik samen met tante in de consultatieruimte van Pedro, want zo is blijkbaar zijn voornaam. De geur die in de ruimte hangt doet me vermoeden dat hij een verwoed roker is. Zelfs als dokter Lorenzo de looks zou hebben van Pieter,wat wel echt niet was, dan nog zou dit een serieuze afknapper zijn. Ik heb mijn vader ooit verloren door deze stinkstokken en begrijp niet dat iemand in deze tijd nog rookt. Ik vertel wat er de voorbije dagen gebeurt is met tante. Dokter Lorenzo schuifelt door de kamer. Hij kijkt naar tante , gaat naar haar toe en voor ik het goed en wel besef laat hij mij een grote blauwe plek zien achteraan haar nek. ‘Hoe weet jij dat die er is ?’, vraag ik hem,’ dat was me helemaal nog niet opgevallen’. Ik bekijk de plek ,die tot nu toe verborgen was gebleven achter de weelderige haardos van tante. ‘ Die is veroorzaakt door een inspuiting in de Arteria Carotis, zeg maar de halsslagader die de hersenen voorziet van bloed’, vertelt Pedro terwijl hij een lampje in tante haar ogen schijnt. Hij zucht en keert zich naar mij :’ Ik vrees dat je tante nummer negen is . Als ik je verhaal zo hoor en de symptomen bekijk kan ik niet anders beoordelen dat je tante in handen is gevallen van een bende Neurohaaien. Zo noem ik misdadigers die op illegale wijze proeven doen op mensen om een remedie te vinden voor neurologische aandoeningen. Autisme en Adhd ken je wellicht, het aantal patiënten zijn de laatste 10 jaar vervijfvoudigd en het is dan ook niet moeilijk om te begrijpen dat dit een booming business is . En geld trekt helaas cowboys aan,die het niet zo nauw nemen met de regelgeving ‘. ‘Wat is er dan met tante aan de hand ?’, vraag ik verschrikt. ‘ Ik vrees dat je tante hier enkele weken zal moeten blijven om dat te kunnen beoordelen maar ze heeft in ieder geval nog veel geluk gehad . Die kerels deinzen voor niets terug. Ze drogeren hun slachtoffers op sluwe wijze met meestal een of ander verdovend middel zoals Ketamine. Je tante heeft dit genomen, is verward geraakt maar heeft toch nog het verstand gehad om haar dokter en jou te contacteren alvorens in een soort van coma weg te zakken. Helaas vrees ik dat die ambulanciers de ontvoerders zijn want ze hebben haar toch te pakken gekregen’. Vol ongeloof aanhoor ik de uitleg van Pedro, bij het woord “ambulanciers” schiet de ontmoeting op het plein me weer te binnen. ‘ Ik heb enkele documenten gekregen van één van hen. Het waren medische rapporten waar inderdaad iets in stond over hersengolven en zo van die dingen’. Dokter Pedro , die ondertussen was gaan zitten, springt recht uit zijn stoel. ‘ Heb je ze nog ?, vraagt hij ‘ die zouden wel eens serieuze aanwijzingen kunnen bevatten welke experimenten er op je tante zijn gebeurd. Misschien leiden ze wel naar de daders ‘. Ik vertel dat dokter Van Grieken ze ging bestuderen. ‘ Ik rijd zo dadelijk naar hem toe, misschien kan hij contact met je opnemen en je laten weten wat er instaat,’ zeg ik terwijl ik rechtsta, dokter Lorenzo een hand geef en afscheid neem van tante. ‘ Breng ze maar naar hier ‘, antwoordt hij,’ ik ben zeer nieuwsgierig wat er instaat’. Ik sla de deur achter mij dicht , haast me naar buiten en vertrek in een van de taxi’s die voor de inkom staan, richting Fonteinstraat.
‘Hey Pieter, ik ben het, Britt’, roep ik door de parlofoon naast de deurbel,’ ik kom in verband met die papieren’. ‘Ah, kom maar binnen’, hoor ik Pieter antwoorden terwijl een buzzer aangeeft dat de deur van slot gaat. Pieter komt me met uitgestrekte hand tegemoet. ‘ Ah , welkom Britt, leuk je weer te zien. Kom verder’. Hij begeleidt me galant naar zijn praktijk en biedt me een stoel aan. ‘ Ik heb de documenten eens bekeken en dit is wel heel serieus hoor’, kijkt hij me ernstig aan. ‘Hier staat uitvoering in beschreven hoe je door ,in mensentaal, bestraling van de hersenen autisme zou kunnen verminderen. Dit is nog zeer experimenteel , het probleem zit erin dat er bijna geen hersenactiviteit mag aanwezig zijn om deze bestraling te doen. Door verdoving te spuiten in de bloedvaten die naar de hersenen lopen is dit enigszins mogelijk maar momenteel volstrekt illegaal omdat de gevolgen voor de patiënt nog niet bekend zijn’. ‘ Gebeurd deze inspuiting in de nek ?’, vraag ik . ‘Inderdaad, maar wat ben ik toch onbeleefd. Heb je zin in een kopje koffie ?’, vraagt Pieter. ‘ Dat kan ik na vandaag wel gebruiken,’ zucht ik . Ik voel me zo opgelucht dat ik met mijn verhaal bij Pieter terecht kan, wie anders zou dit geloven !
Epiloog
Ik word de volgende dag wakker, of erger nog, het is half zes in de ochtend. Ik sta op, wandel naar de badkamer en kijk in de spiegel naar mijn vermoeide ogen. Verdorie, het bed van tante is veel te hard. Ik voel overal pijn, in mijn nek is ze niet te harden. Ik strompel naar de keuken en zet me pot heerlijke koffie. In de woonkamer zet ik de tafel klaar voor tante en mij. Ik zet de stoelen nog even onder de tafel, strijk met mijn hand het tafellaken glad en draai de kopjes beiden met hun oortje naar dezelfde kant. Rusteloos zet ik me op de sofa. Ik denk: ‘mijn sigaretten … ik snak er naar’.
‘Goeiemorgen tante’!
‘Goeiemorgen tante’!